Wege zu Kraft und Schönheit
Tentoonstelling van 5 april tot 3 mei 2009 in Galerie de Meerse/Het Oude Raadhuis in Hoofddorp
Door Karin Abdullah Khan-Feenstra
Het zal niemand zijn ontgaan dat religie en spiritualiteit als thema’s plotseling oprukken binnen het huidige tentoonstellingsaanbod. Veel conservatoren zien kans om zelfs kunstwerken waarin geen greintje bovennatuurlijkheid of toespelingen hierop te ontdekken valt in dit keurslijf te persen. Zoniet de tentoonstelling in het Oude Raadhuis in Hoofddorp, al heeft het er wel alle schijn van.
De presentatie van tekeningen van Gijs Assmann getiteld ‘Wege zu Kraft und Schönheit’ bedoeld als een verwijzing naar het christelijke begrip Verrijzenis, is het verre van modieus. Gijs Assmann, die een groot bewonderaar is van de in Vlaanderen geboren en getogen James Ensor, is in de kern van zijn wezen een erfgenaam van de Zuid-Nederlandse beeldcultuur die begint bij de schilderijen van Jeroen Bosch. Hierin staat hij niet helemaal alleen. Evenals bij Ensor en Bosch speelt het gedrag van de ander, de mens in het algemeen, in het werk van Assmann een grote rol.
Jeroen Bosch was goed in het aanschouwelijk maken van lijden en deed dat door middel van een liefdevolle en vooral intens gelovige bespotting van de naakte mensheid. James Ensor zet deze beeldtraditie voort. In zijn sterk ambivalente schilderij ‘Intocht van Christus in Brussel’ zijn de duivels weliswaar verdwenen, maar de geest is nog altijd uit de fles. De solidariteit van de horden die zich tegen kerk en overheid keren en het verzet van de gevestigde orde tegen een man van volk, beide aspecten bracht hij feëriek in beeld. Een dergelijk fantastisch, kleurrijk en betekenisvol realisme staat op gespannen voet met het typisch protestantse iconoclasme dat zich uit in een voorkeur voor een conceptuele benadering van het beeld.
Gijs Assmann is met zijn haast Vlaamse uitbundigheid in de Nederlandse context een vreemde eend in de bijt. Zijn werk verdeelt de geesten in voorstanders en tegenstanders. Hij plooit zich niet naar de vraag van het publiek of van de markt, probeert opdrachtgevers niet te plezieren, is niet uit op effectbejag. Zijn kracht gaat schuil in het scheppen van een carnavalesk beeld dat de kijker zowel verleidt als in verwarring brengt en op het spreekwoordelijke verkeerde been zet. Zo is de tekening 'Verlossing (vrouwelijk)' uit de tentoonstelling 'Wege zu Kraft un Schönheit' verre van eenvoudig in verband te brengen met dit Leitmotif en de zijdelingse verwijzing naar de Verrijzenis van Christus.
Een vrouwelijke gestalte zweeft in de ruimte, transparant en betekenisvol gebarend als de in doeken gehulde verrezen Christus van Matthias Grünewald. Middenin de tekening bevindt zich een vagina, vóór de roos van een schietschijf. Vrij associerend: een poort, de Mystieke Roos, de Machtige Maagd, het Gouden Huis, de Ark van het Verbond, Deur van de hemel, Morgenster. Het zijn bijnamen van Maria, de moeder van Christus, de maagd die met oudtestamentische omschrijvingen wordt bezongen in de Litanie van Maria van Loreto. Hoewel de tekening niet in één oogopslag kan worden begrepen, neemt ze je wel mee in de worsteling die heeft plaatsgevonden bij de tot stand koming ervan. Ook de titel van de tentoonstelling roept een dubbelzinnig beeld op, enerzijds de verrijzenis van Christus, anderzijds de associatie met de Körpercultur uitgedragen in de gelijknamige film uit 1926. De tekening met de gelijknamige titel laat bezoekers van een kermisattractie zien die ondersteboven hangend ronddraaien. De moderne mens gelooft in zichzelf: in de maakbaarheid van zijn eigen lijf en in het trotseren van ziekte, ouderdom en dood. Daarentegen is de verrijzenis in goddelijke en dus symbolische en onstoffelijke zin, voor de moderne mens een onbegrijpelijk en vooral ongerijmd gegeven. Niet in het minst door obstakels als kerk en geschiedenis, maar door de drastische veranderingen in de functie en de plaats van beelden en symbolen evenzeer.
De hedendaagse kunstenaar is God in zijn eigen werk. De westerse wereld is bovendien ingewikkeld geworden, haar christelijke identiteit is vervaagd en voor de westerse beschouwer zelf ondoorgrondelijk geworden. Assmann laat zien dat ook in de beeldende kunst dit proces zich niet zonder conflicten voltrekt. Er is namelijk geen weg terug.
De tentoonstelling kwam tot stand op verzoek van Ellen Witsen Elias, de curator van het Oude Raadhuis en ondergetekende als logisch uitvloeisel van een al vele jaren enigszins verhit gevoerde kunsthistorische discussie over de betekenis van het religieuze symbool in de hedendaagse kunst.
Aanvankelijk zouden de tekeningen worden geëxposeerd in een cursuscentrum van Jezuïeten in Amsterdam. Zover is het niet gekomen omdat de beelden van Assmann daarvoor te aanstootgevend werden gevonden en de ruimte niet geschikt was voor het tonen van grote tekeningen. Dat neemt niet weg dat de gedachtenwisseling die eraan vooraf ging ronduit interessant en inspirerend was. Theo van Drunen SJ, Jezuïet en directeur van het centrum, verwoordde in een brief aan Assmann zijn gedachten over het wonder van de Verrijzenis van Christus als volgt:
"Christus, de nieuwe mens, herstelt de breuklijn tussen God en mens. Daarom kan hij tegen de 'goede moordenaar' zeggen: 'heden zult gij met mij in het paradijs zijn' alsof er geen engel met een vlammend zwaard op wacht stond. (...) Noch onze beste religieuze, noch onze beste wereldlijke idealen en instellingen kunnen voorkomen dat we de Goede Mens op wrede wijze ter dood brengen, en daarmee is ons eigen onvermogen vastgesteld, het morele failliet van de mens getekend.(...). De verrijzenis die feitelijk een akte van goddelijke vergeving is: er wordt oneindig veel meer mee gezegd dan alleen maar dat God de goede mens opvangt en niet laat vallen; er wordt mee gezegd dat hoewel wij elkaar voortdurend laten vallen God ons toch op zal vangen alsof wijzelf de goede mensen waren die we diep van binnen willen zijn, maar waarvan we (nog dieper van binnen) weten dat we die uit eigen kracht nooit zullen worden. (...) Dat bevrijdt ons van de drang onzelf blind te maken voor ons eigen kwaad; het bevrijdt ons van de pretentie het werkelijk goede op eigen kracht te willen bereiken. In Christus grijpen we, over de wet van het verbond van Mozes, over de belofte van het verbond met Abraham, terug naar de eenheid tussen God en Adam, de eerste mens. In Christus staan wij op als verrezen uit een morele en spirituele dood: hij is ónze verrijzenis."
Het geloof in de betekenis van het beschreven wonder staat in deze woorden centraal. Let wel, niet de naakte historische gebeurtenis zelf, maar de symbolische betekenis ervan is in het geding. Het bijzondere en het mooie eraan is dat in de waarneming van deze hedendaagse academicus symbool en werkelijkheid (nog) zo kunnen samenvallen. Voor Assmann ligt dit anders, hij zoekt naarstig naar beelden die in het beste geval een metafoor kunnen zijn voor een werkelijkheid die hij als wonderlijk ervaart, maar niet andersom. Het gaat hier niet om het maken van een keuze tussen twee waarheden, maar om het schetsen van de complexiteit van beelden, symbolen en de verschillende ervaringsperspectieven waarnaar zij kunnen verwijzen. Om het maar even simpel te zeggen: in de middeleeuwen bestond dit probleem niet, het beeld kon maar naar één werkelijkheid verwijzen en dat een was een religieuze.
De tekening 'Verlossing (mannelijk)' is al even curieus en verleidelijk als de eerste. Toren van David, Ivoren Toren, nog steeds toespelingen uit de Litanie van Loreto. Assmann plaatst er vlinders omheen. Het dier dat zich gedurende zijn leven in verschillende gedaantes vertoont. De cocon, de rups en de vlinder: een prachtig beeld voor de opstanding uit de dood en de opstijging naar de hemel, maar dan van de mensheid zelf. Assmann ontdoet het verhaal van al het goddelijke en plaatst het niet geheel zonder satire met twee benen op de grond. Het is een haast speels aardse, maar onverbiddellijke werkelijkheid geworden. Zo gewoon en wonderbaarlijk als baren en sterven. Zoals Theo van Drunen gelooft in de levengevende kracht van Christus Verrijzenis, zo gelooft Gijs Assmann in de bezinnende kracht van beelden. Wat hem drijft is het vinden van het ultieme beeld dat niet Spiegel der Wijsheid (alweer de litanie van Loreto), maar de spiegel der werkelijkheid kan zijn. En dat te laten zien als een gulle gift aan het bestaan. Ook dat is een geloof. Daarbij keert zich bewust af van de snelheid van beeldproductie waarin de beeldende kunst terecht is gekomen. Hij gebruikt klassieke media als tekeningen en keramisch werk, en verhoudt zich tot de oude religieuze symbolen en tot de kunstgeschiedenis zelf. Zo creëert hij zijn eigen rustpunt en onderzoeksveld. Dus niet in de zin van niets doen of stil staan, maar juist in een zoektocht naar beelden die een weerslag zijn van een intuïtieve reflectie op wat in zijn ogen samenvloeit vanuit het verleden en het heden. Dat onderzoek is veel omvangrijker en wezenlijker dan een simpele tekening, hoe groot ook, onthult. Het beperkt zich niet tot commentaar op de kunst zelf alleen, maar raakt de hedendaagse mens in de kern van zijn bestaan. Wie zijn we waar zijn we naar op weg? Zonder richting zijn we niets.
Assmanns zoektocht naar beelden die betekenis hebben, resulteert in een zinnenprikkelende komedie van symbolen. Vreemd genoeg is hij altijd minzaam en geduldig als hij vragen beantwoordt over zijn werk. De toon in de satirische verbeelding van deze optocht van symbolen is een andere. Wat hiervan te denken? Geen idee. Zoveel is zeker: dit zijn geen beelden die het verhaal van de verrijzenis navertellen, maar beelden die zelf een verrrijzenis, of liever een verlossing, willen zijn van wat niet echt is. Dát nu, kan alleen met een nieuwe beeldtaal en niet met die van het verleden.
Amsterdam april 2009
Bronvermelding: * Maarten Doorman, Kabinet: Inertie & Kunst, Inertie. Kritiek van de snelheid in de kunst, 2008. * Theo van Drunen SJ in een brief aan Gijs Assmann, 4 februari 2008: Gedachten over de Verrijzenis van Christus, naar aanleiding van een kennismakingsgesprek: ÅgInzichten die mij dierbaar zijnÅh. * Jean Leering, Beeldarchitectuur en Kunst. Het samengaan van architectuur en beeldende kunst. Uitgeverij Toth, Bussum 2001. * Wouter Prins, Beelden voor het stadserf Schiedam, Aan hen die beelden smaden. uitg. Stedelijk Museum Schiedam, Schiedam 1998.
2009
-
'Getuigenis'positie:308, verplaats
-
Wege zu Kraft und Schönhe...positie:305, verplaats
-
Wege zu Kraft und Schönhe...positie:300, verplaats
-
Wege zu Kraft und Schönhe...positie:298, verplaats
-
Wege zu Kraft und Schönh...positie:292, verplaats
-
Wege zu Kraft und Schönhe...positie:283, verplaats
-
‘Verlossing (vrouwelijk)positie:155, verplaats
-
'Doorway'positie:151, verplaats
-
‘Verlossing (mannelijk)’positie:98, verplaats
-
'Wege zu Kraft und S...positie:90, verplaats
-
‘Verlossing (vrouwelijk)positie:89, verplaats
-
'Ontkommerpositie:87, verplaats
-
'Not dark yet'positie:83, verplaats
-
'Blaam'positie:71, verplaats
-
'De uitdaging van de...positie:68, verplaats
-
‘Trying to get to Heaven...positie:60, verplaats
-
'Doorway'positie:57, verplaats
-
'Getuigenis'positie:43, verplaats
-
'Zeeën van liefde...positie:35, verplaats