Opening 'Flesh and Stone' door Hans Janssen

24 mrt 2018

Locatie

Galerie Nouvelles Images
Westeinde 22 2512 HD Den Haag
Nederland
52° 3' 53.6112" N, 4° 21' 34.704" E
NL

Opening 'FLESH AND STONE' (GIJS ASSMANN | LUCASSEN | ULRIKE REHM) door HANS JANSSEN 

Een jaar of tien geleden was ik in Italië, ergens in een dal ten westen van Turijn, richting de bergen. Ik kampeerde daar met mijn gezin, en als we geen zin hadden om te wandelen – mijn kinderen hadden allemaal de leeftijd van echte pubers – dan reden we wat in het wilde weg op zoek naar meertjes, riviertjes, dorpjes of landschappen die ons interesseerden. Zo kwamen we in een klein dorpje, ik weet niet eens de naam meer, waar in de hitte van de vroege middag opeens toch vrij veel mannen en vrouwen opgewonden heen en weer liepen, met elkaar stonden te praten en te overleggen: hier stond iets te gebeuren. Mijn kinderen besloten te blijven. Al snel bleek dat de meeste activiteiten zich concentreerden in de buurt van de kerk, waar in het atrium – zeg maar de overdekte ingangspartij – een aantal vrouwen zat, neergezegen onder het eigen gewicht en de hitte, zich in de schaduw het zweet van het voorhoofd wissend.

Gaandeweg werd het me duidelijk dat hier een processie werd voorbereid. Ik liet het me aanleunen, altijd benieuwd naar rituelen. Bij de vrouwen in de schaduw wilde ik niet gaan zitten, maar ik zocht wel een plekje in de buurt. Plotseling waren er een paar mannen die zich met mijn oudste zoon bemoeiden. Zij stonden met hem te praten en hij maakte vriendelijk een afwijzend gebaar en wees toen plotseling enthousiast en breed lachend in mijn richting. De mannen kwamen op mij af. Het bleek dat er een Mariabeeld rondgezeuld moest worden en er werden dus sterke mannen gezocht. Nou, ik kon praten wat ik wilde, en tegen mijn zoon volhouden dat hij veel sterker was dan ik, maar wat ik ook beweerde, ik werd ingeschakeld als drager. En hij niet.

De mannen namen mij op in de groep en we gingen de kerk in. Voor bij het altaar stonden we wat opzij, vlak naast het Mariabeeld dat op het altaar prijkte, voor de gelegenheid gestoken in veel witte kant en een fraaie blauwe mantel. Ze stond instabiel op een maantje. De vrouwen vormden de hoofdmoot van de kerkgangers. Mijn vrouw en mijn kinderen zaten lacherig ergens achterin. De dikkige, plaatselijke pastoor deed wat gebeden, de vrouwen raakten steeds meer in staat van opwinding door die gebeden en de mannen keken bedaard toe. Het ging hier kennelijk over vruchtbaarheid, over oogst, over de wisseling van de seizoenen, het leven en de dood. Zoveel was zeker. De opwinding veranderde bij de vrouwen in geestdrift, de mannen waren klaar voor de klus, zal ik maar zeggen.

Na de gebeden werd ik plotseling in de groep mannen naar voren gedreven. Het beeld van Maria werd vrij oneerbiedig van het altaar gehaald en op een zware bok gezet. De mannen eromheen, eerst optillen ter hoogte van de heup en daarna in één soepele beweging op de schouder. Dat deed niet alleen pijn; het was ook nog eens zwaar, loodzwaar, én niet zonder risico want het beeld stond los te wiebelen op dat maantje. Er heerste ophef en opwinding alom.

Daar ging het, door het middenpad naar buiten waar we elke straat en elke steeg van het dorp aandeden alvorens we de dorpsgrens achter ons lieten en in de hitte van de middag in processie de velden introkken. De vrouwen liepen achter het beeld aan, zingend en knielend en biddend. Hier en daar werd een traan geplengd, een gesmoorde schreeuw geslaakt. Boetvaardigheid alom. Ik liep ondertussen te zwoegen. Dit was helemaal niet leuk. We sukkelden ook steeds verder weg van het dorp. De bergen in. Heuvel op, heuvel af. Ik maakte me reële zorgen over waar dit heen ging. Pas na een eeuwigheid maakten we rechtsomkeer. Ik was daar blij mee want ik wist nu dat het leed halfweg was. Om terug te gaan moesten we door de menigte met vrouwen heen, die allemaal een zoom van het kleed van Maria moesten aanraken op het smalle bergweggetje. Spitsroeden lopen was erbij vergeleken een feest.

Pas na een eeuwigheid waren we weer terug bij het kerkje. Het Mariabeeld kwam weer heelhuids op haar plek en werd overladen met giften. Ik slaakte een zucht van verlichting. De vrouwen waren in goeden doen, de mannen kletsten wat. Het leven in het dorp keerde weer terug naar de normaalstand. Het Goddelijk vrouwelijke, de puurheid en de schoonheid van het levenbrengende, had een psychodrama uitgelokt waarin desintegratie vooropstond – de vrouw (Maria) die plotseling zomaar haar eigen gang gaat – en reintegratie het doel was (terug in je hok!), door een instabiele situatie te creëren – het Mariabeeld buiten de kerk in het veld – die vervolgens weer kon worden ‘hersteld’ tot de rustgevende en triomfantelijke evenwichtigheid van alledag. De saamhorigheid van de gemeenschap was beklonken en de grenzen tussen het normale en het Goddelijke waren even zichtbaar gemaakt door een speciale tijd te creëren waarin een ‘andere werkelijkheid’ de gelegenheid kreeg zich te manifesteren.

Ik had drie dagen later nog spierpijn.

Maar daar gaat het hier niet om. Waar het mij om gaat is dat hier en nu, in het werk van Reinier Lucassen, Gijs Assmann en Ulrike Rehm in de tentoonstelling Flesh and Stone op een vergelijkbare manier desintegratie en reintegratie een doorslaggevende rol spelen. In hun werk worden ook de grenzen tussen het normale en het abnormale opgerekt, en wordt een speciale tijd gecreëerd waarin een ‘andere werkelijkheid’, een Goddelijke werkelijkheid, wordt uitgedaagd zich te manifesteren. Het verschil is dat je er geen spierpijn van krijgt. Het doet zich zomaar voor, aan het oog. Het is om naar te kijken.

Natuurlijk is er in hun werk sprake van invloeden, van Oscar Schlemmer, Asger Jorn, Imi Knoebel of Barnett Newman, van Tilman Riemenschneider of Emo Verkerk, van Brancusi naar anonieme Middeleeuwse houtsnijders; de hele kunsthistorische santekraam komt langs. Maar dat doet allemaal niet ter zake. Want het gaat om het kunstwerk als, ja, als wat? Er zijn onderzoekingen naar kleur, naar vorm, naar eigenschappen, op zoek naar een beeld dat werkt. Er is lichtheid, in de manier waarop zacht en hard, licht en zwaar, snelheid en kalmte zich nestelt in de vormen, niet zonder humor. In de modificaties van Lucassen worden combinaties gezocht en gevonden die het formeel inhoudelijke overstijgen en achter zich laten, op zoek naar de zwaarte en de lichtheid van het bestaan. Over de grenzen heen van taal en beeld. In het werk van Ulrike Rehm komen op een vergelijkbare, fraai ambachtelijke manier heel oude beelden tot leven. En in het werk van Gijs Assmann, die niet voor niets in het midden van de vergelijking staat in deze tentoonstelling, komt de vertwijfeling tot zichzelf. De connecties en relaties in zijn werk zijn bijna altijd licht verontrustend. Desintegratie is er troef. Pas in het kijken zult U als bezoeker in staat zijn om los van ratio of gevoel, redenering of intuïtie, te komen tot een reintegratie van wat artistiek en Goddelijk denkelijk is. En dat is genieten! In zijn werk wordt een instabiele, gedesintegreerde werkelijkheid voorgeschoteld, op zoek naar een andere tijd en een andere werkelijkheid, opdat zich betekenissen kunnen vormen. Zo werkt dat. Ik wens U veel kijkplezier.

Hans Janssen

23 maart 2018