'De Assmann Collectie', Stefan Kuiper in De Volkskrant, 19-06

19 jun 2015

DE ASSMANN COLLECTIE

Liefde komt door de brievenbus. Het is een collage van een naakte vrouw met een witte boa en een nijlpaardenkop, de kaken opengesperd, tanden ontbloot, uit het keelgat groeit, tja, wat is het eigenlijk… kool? Deze kaart belandde ooit op de mat van de vriendin van Gijs Assmann, zoals er uiteindelijk zo’n achthonderd collages op die mat zouden belandden. Nu hangt-'ie in Oss, in Museum Jan Cunen, op Assmanns solo-tentoonstelling Desalniettemin de Liefde.

Deze Assmann (Roosendaal, 1966) is een van geheimtips van de Nederlandse kunst. Zo'n kunstenaar wiens werk altijd indruk maakt op groepstentoonstellingen, maar die tot nu toe misschien nog niet de aandacht kreeg die hij verdient. Daar bestaan redenen voor: Assmanns veelzijdigheid, de voornaamste. Hij is een alleskunner. Een signature style ontbreekt. Assmann werkt zo'n beetje in ieder denkbaar medium: aquarel, acryl, assemblage, gevonden objecten, keramiek, in talloze stijlen, met allerhande thema's: religieuze iconografie, stripfiguren, pornografie. Zijn oeuvre lijkt het werk van meerdere makers. De tentoonstelling in Oss getuigt er van.

De expositie, zegt Assmann, een zachtmoedige eind-veertiger, heeft een uitgesproken thematiek: kunst en leven. Of eigenlijk: kunst en zíjn leven. Veel van de geëxposeerde werken – waaronder een gigantische brul-kikker van keramiek– zijn terug te voeren op zijn persoon. Ze werden gemaakt als cadeau voor vrienden of als liefdesbetuiging aan zijn vriendin.

Assmann: 'Sommige kunstenaars hebben een heel vakmatige relatie tot hun werk. Dat heb ik nooit goed begrepen. Voor mij is kunst ook een communicatie-middel. Een manier om ‘mens-zijn’ te delen. Hoe kunnen we leven? Die collages die ik bij wijze van vingeroefening dagelijks aan m'n geliefde stuurde zijn daar een goed voorbeeld van. Er zit een gekte in die me nu erg bevalt. Natuurlijk, het is een tikkeltje obsessief om iemand achthonderd kaarten te sturen, en van sommige exemplaren is het waarschijnlijk een twijfelachtige eer om ze te krijgen. En zeker: ik had ook een sms'je of een Hallmark-kaart kunnen sturen, maar een zelfgemaakt werk is persoonlijker. Er spreekt toewijding uit.'

Dat geldt ook voor zijn Vanitas sculpturen: een soort verkapte portretten die Assmann maakte voor zijn vrienden en familie. De gebruikte objecten vertellen iets over het karakter van de ontvanger: 'De eerste was voor mijn vriend Stephan. Hij is een echte wetenschapper. Zijn leven draait om boeken en drank wij zien elkaar altijd in het café. Kunst zegt hem weinig.' En dus bestaat de sculptuur Vanitas (Voor Stephan) uit een kopje op een aardappel-achtig hoofd op een boek. Assmann: 'Het was een monument voor onze vriendschap, maar er zat ook een kleine waarschuwing in: Stephan, let op, er is meer in het leven dan de roes drank en literatuur. Toen hij het kreeg zei hij: "Ik vind het mooi omdat het van jou komt, en jij mijn beste vriend bent." Typisch, inderdaad.' Waar het om ging: dat Assmann het zelf gemaakt had: 'Ik ben kunstenaar. Het is logisch dat ik communiceer met kunst beeld.' ‘Hoewel ik mij in de serie vanitasbeelden aanvang richt op één persoon, is het werk gericht aan de mens en laat zien dat het onmogelijke begrip liefde voor mij een brede en existentiële strekking heeft. Hoe zeer het woord liefde ook vervuild is geraakt, het probeert in mijn werk en in deze tentoonstelling tegenwicht te bieden aan wanhoop, desinteresse en haat.’

Dat was niet altijd vanzelfsprekend. Als twintiger, in de tijd dat hij aan de Rijksakademie studeerde, bestond er een imaginaire muur tussen zijn kunst en leven: 'Ik maakte sculpturen van staaldraad geïnspireerd op kleurboek-tekeningen, een vorm waarbinnen eigenlijk niets fout kon gaan. '

Persoonlijke redenen zorgden ervoor dat hij het roer radicaal omgooide: 'Ik woonde in Arnhem, en had een zieke partner. Op een gegeven moment lag zij in de achterkamer zo'n beetje dood te gaan terwijl ik in de voorkamer m'n kleurboek-sculpturen zat te maken. Ik dacht: dit is idioot: in mijn leven gebeurt er van alles, maar in mijn werk klinkt er niets van door. Rond die tijd ben ik het anders gaan aanpakken. De draadsculpturen hadden afgedaan. Ik besloot voortaan mijn leven als potentieel materiaal voor m'n kunst te beschouwen. Omdat ik de weerstand van het materiaal weer wilde ervaren ben ik gaan schilderen en aquarelleren. Dat wat nog niet genoeg. Toen ben ik gaan beeldhouwen. Keramiek. Die discipline dwong me tot rust. Bij iedere fase werd ik voor de keuze gesteld: ga ik de vorm hernemen of bevestigen? Die traagheid vond ik prettig.' 

Op de tentoonstelling in Oss is goed te zien wat dat heeft opgeleverd: beelden, assemblages eigenlijk, soms ernstig, soms melig. Er zijn grote geschilderde collages met vrouwen en vogels en vogelverschrikkers; er zijn een duif in een soort trouwjurk en een lijpe kip, er zijn de processie-werken die hij speciaal voor deze tentoonstelling maakte: een veulentje, een figuur die door een andere figuur wordt doorboord, een zwevende vrouw. Materiaal: houten balken, zelf-gestikte poncho's, omgekeerde tafels, en eh, het speelgoed van zijn kinderen. Een geniale stapelaar wordt hij genoemd, en dat is-ie: zijn werken bestaan uit die dingen die ogenschijnlijk weinig met elkaar gemeen hebben, maar die onder zijn handen toch een beklijvende eenheid vormen.

Dat is het collage-element, aanwezig in bijna al Assmanns kunst, een techniek, verklapt hij, deels uit nood geboren: 'Eigenlijk ben ik helemaal niet zo'n goeie schilder. Huid, textuur, illusies oproepen met verf – ik ben er te ongeduldig voor. Maar bouwen gaat me goed af.' En dus bouwt hij: 'De opening van een tentoonstelling is mooi, maar de echte adrenaline-stoot komt wanneer een vondst zich aandient. Dat je zit te schuiven en dan opeens voelt: klik, dit is het.'

Soms duurt het lang voordat die 'klik' er is. Hij wijst op een vrouwenfiguur met een omgekeerde tafel om haar hals: 'Op die plek hebben eerst drie andere tafels gezeten, maar pas de vierde kwam de rand precies voor haar mond waardoor het beeld iets seksueels kreeg; een effect dat goed werkt.' Dat soort verrassingen – voor hem vormen ze een graadmeter: 'Als een beeld mij tijdens het maken niet heeft verrast, dan is het voor de kijker waarschijnlijk ook niet boeiend om naar te kijken.' Alleen door in het ongewisse te stappen, zegt hij, komt hij tot spannende resultaten.

Het is kennis die hij graag deelt. Aan de Eindhovense Design Academy en ArtEZ Arnhem is hij begeleider van studenten, naar verluid een van de beste mentoren van het land, en daarbij gaat het er vooral om jonge mensen te leren denken met hun handen.

Assmann: 'We zijn van nature geneigd een rechte lijn te trekken tussen idee en uitvoering, alleen wil ik juist dat die lijn zich vertakt en gaat kronkelen. Dat gaat bijvoorbeeld zo. Ik stel een student vier vragen waarop hij vijfentwintig woorden moet noemen. Van die vijfentwintig woorden vraag ik hem 125 woordcombinaties te maken, waarvan hij er tien kiest, daar maakt hij vier tekeningen van. En die tekeningen wil ik volgende week, nee: morgen hebben. In een middag zijn we dan van één naar veertig ideeën gegaan, ideeën die zijdelings nog steeds met het oorspronkelijke onderwerp van doen hebben. De oplossing zit vaak in het traject. Bij de studenten, en ook bij mij. '

Hoe hoopt hij dat mensen naar zijn beelden kijken ? 'Ik hoop dat ze er om kunnen lachen, er troost uit kunnen putten.' En nee, zegt hij dat is geen plichtmatig antwoord: 'Als ik zwaarmoedig ben dan voelt het goed om naar een schilderij van Piet Dieleman te kijken, ook al begrijp ik niets van dat doek. Fantasie werkt relativerend, dat is een gegeven. Het brengt lucht in je hoofd.'

STEFAN KUIPER

 

Gijs Assmann, Desalniettemin de liefde, Museum Jan Cunen, Oss, t/m: 20/09/2015